>> meer afbeelding

Tijdens het Interbellum werden ook in Rotterdam een groot aantal nieuwbouwwijken gebouwd. Het trambedrijf werd hier in 1927 overgenomen door de gemeente, die ogenblikkelijk ging uitbreiden en moderniseren. Zo werden 170 nieuwe elektrische motorrijtuigen aangeschaft, de zogenaamde 'vierassers'. Ze waren voor die tijd uiterst modern en zijn tientallen jaren zeer bepalend geweest voor het Rotterdamse stadsbeeld.

Huidige eigendom: Tramweg-Stichting

 


Object

Elektrisch motorrijtuig 408

Gebruiker

Rotterdamsche Elektrische Tram (RET)

In bedrijf

1929-1964

Railcategorie

Lokale tram

Type / serie

Vierasser / serie 401 - 570

In de Nederlandse steden heerste tijdens het Interbellum een enorme bouwwoede. Daarbij ontstond wat in de stedenbouw wel de '20-40 gordel' wordt genoemd. Deze bouwwoede werd in de meeste plaatsen sterk gestimuleerd door de lokale overheden, die de woonomstandigheden voor brede lagen van de bevolking wilden verbeteren en daarbij in ieder geval in de jaren 1920 het economische tij mee hadden. Grote hoeveelheden nieuwbouwwijken waren het gevolg, met alle kenmerken van de nieuwe planmatige stedenbouw en typerende architectuur van die jaren. Deze nieuwbouwwijken leidde in Rotterdam tot sterke aanpassing en uitbreiding van het stedelijke tramnet en tot de behoefte aan nieuw materieel, net als bijvoorbeeld in Amsterdam en Den Haag.

In de Maasstad werd bovendien het particuliere trambedrijf RETM in 1927 overgenomen door de gemeente, omdat er in de visie van het gemeentebestuur in die tijd door de RETM niet voldoende werd geïnvesteerd in modernisering en uitbreiding. Daardoor bleef de ontwikkeling van het openbaar vervoer in de Maasstad achter. Dr. ir J.G.J.C. Nieuwenhuis trad aan als daadkrachtige directeur van de gemeentelijke Rotterdamsche Elektrische Tram (RET). Hij stelde een sterke uitbreiding van het tramnet en modernisering van het materieelpark voor.

Het type: de 'vierasser'

Zo werden tussen 1929 en 1931 maar liefst 170 nieuwe, voor die tijd zeer moderne elektrische motorrijtuigen aangeschaft. Ze waren nieuw in tal van opzichten en gingen door voor de modernste trams van het vooroorlogse Europa. De eerste 70 trams van deze serie zijn besteld direct nadat trambedrijf in gemeentehanden kwam; in 1930 werden nogmaals 100 van deze trams besteld en 20 aanhangrijtuigen. Levering geschiedde door de Nederlandse industrie in 1931.

Ze hadden twee draaistellen (en waren dus vierassig), wat een langere tram mogelijk maakte die toch soepel door de bochtige stadsstraten reed. Ze hadden voor het eerst een geheel stalen constructie, waarmee voorgoed met de houtbouw werd afgerekend, en bij aflevering een schaarbeugel in plaats van de tot dan toe gebruiklelijke sleepbeugel. Ook de midden-instap was nieuw: zo ontstond een lagere instap, waardoor het in- en uitstappen werd versneld.

Eenmaal binnen, viel het op, dat de stoelen waren bekleed met kunstleer (een stuk comfortabeler dat de houten bankjes in oudere trams) en dat er zijl op vloer lag in plaats van lattenbodems.
En er was een 'optische signaalinrichting', waarmee passagiers de bestuurder konden verzoeken te stoppen, wat minder werk voor de conducteur betekende. De grotere trams betekenden bovendien een kostenbesparing in personeel, doordat nu per conducteur meer mensen bediend konden worden. En ze waren snel: oudere passagiers spraken in die tijd wel van de 'bliksemtram'.
Ook de vormgeving en kleurstelling waren nieuw. De aan het Duitse Bauhaus verwante strakke vormen zorgden voor de bijnaam 'Rotterdamse Blokkendozen' en het ouderwetse crème werd vervangen door okergeel met zwart.

Vlak na de oorlog kwam er nog een modernere variant op straat. Deze had, in lijn met de tijdgeest, een meer gestroomlijnde wagenbak.

De vierassers vormden van 1930 tot in de jaren 1950 de ruggengraat van het Rotterdamse tramnet. Deze trams ( het model is puur Rotterdams) waren zeer gewild bij het publiek en hebben ruim 35 jaar het beeld van Rotterdam bepaald. In de vooroorlogse periode gedurende de jaren 1930, als symbool van de modernisering van het trambedrijf, en in de oorlog als eerste tramtype, dat na het bombardement weer op straat verscheen. Gedurende de wederopbouwperiode waren deze trams nog altijd beeldbepalend tot ze in de jaren 1960 langzamerhand verdrongen werden door modernere, naoorlogse trams.

De 'vierasser' als Railmonument

De Rotterdamse 'vierasser' is de representant van een belangrijke ontwikkeling in het Nederlandse railvervoer, namelijk de modernisering van stadstrams in ons land, die eind jaren 1920 / begin jaren 1930 plaatsvond. Onder andere de uitvoering met draaistellen, in plaats van twee vaste assen, en de eerste toepassing van optische signaalinrichting tussen reiziger en bestuurder geven de Rotterdamse vierassers een speciale plaats in dit moderniseringsproces; ze behoorden destijds tot de modernste stadstrams van Europa.
De Rotterdamse 'vierasser' is tevens de representant van een zeer beeldbepalend type, waarvan 170 exemplaren gedurende vele tientallen jaren in de Maasstad dienst hebben gedaan.

Van de 'vierasser' zijn meer exemplaren bewaard gebleven, zowel bij de Tramweg-Stichting, als bij de stichting RoMeO. Enkele exemplaren rijden in het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem.

Als oudste exemplaar van deze grote serie kreeg motorrijtuig 408 de A-status in het Nationaal Register Railmonumenten. Dit motorrijtuig wacht nog op restauratie; veel andere exemplaren rijden keurig gerestaureerd met regelmaat door de Maasstad. In zomer zijn er museale lijdiensten die met museum-vierassers worden geëxploiteerd.

Vierasser RET 523 van de Stichting RoMeO. Foto: Gerard van Buuren.