In de eerste helft van de 20e eeuw
reden er ook trams in de kleinere steden van Nederland. Zo ook in
Leiden en Haarlem, waar-voor in de jaren 1910 een speciale serie
trams werd aangeschaft. De NZH A327 is de unieke representant van
de trams die voor de kleinere steden gebouwd werden.
Vandaag de dag rijden er alleen nog elektrische stadstrams in de
drie grote steden van ons land. In de eerste helft van de twintigste
eeuw reden echter ook trams in veel andere steden in Nederland,
zoals Utrecht, Groningen, Arnhem, Nijmegen, Leiden en Haarlem.
In 1909 werd de paardentram in Leiden overgenomen door de Noord-Zuid-Hollandsche
Tramweg-Maatschappij (NZH). Er werd al snel elektrische bovenleiding
aanbracht. In 1913 werd ook de paardentram van Haarlem door de NHZ
gekocht en gemoderniseerd.
Net als in de grote steden, werden ook voor
de tramlijnen in Haarlem en Leiden in de jaren 1910 nieuwe twee-assige
motorrijtuigen gekocht. Tussen 1911 en 1919 werden dertig trams
aangeschaft, die hun tijd qua vorm, ruimte en inrichting ver vooruit
waren. Vanaf 1924 maakte de oorspronkelijke crème kleur op
de rijtuigen plaats voor blauw met lichtgrijs. Met dit uiterlijk
werden de trams van de NZH in Noord- en Zuid-Holland bekend.
Het tramnet in Haarlem werd in 1948 vervangen
door bussen. De overgebleven trams gingen naar Leiden. Daar verdwenen
de trams pas in 1960.
De NZH A327 als Railmonument
Na de opheffing van de stadsdienst van de
NZH gingen de trams naar de sloper, behalve de A327. Deze werd geschonken
aan de voorlopers van de Tramweg-Stichting en in de jaren erna weer
geheel werd gerestaureerd. Deze tram is de unieke representant van
een belangrijke ontwikkeling in het Nederlandse railvervoer; het
motorrijtuig representeert de elektrische stadstrams die werden
aangeschaft voor kleinere steden.