In de jaren '20 ontstond er in de
grote steden behoefte aan nieuw materieel, In Den Haag kwam de serie
800, die als eerste op de "sneltramlijn" 11 naar Scheveningen
kwam te rijden.
De groei van de stad Den Haag leidde, net als in Rotterdam
en Amsterdam, tot een aantal uitbreidingsplannen voor het tramwegennet
in 1927. Sinds de invoering van de elektrische trams in 1904 was
het inwonertal van de stad verdubbeld. Ook hier was behoefte aan
nieuwe lijnen en moderner materieel.
De eerste nieuwe trams werden gebouwd voor lijn 11 en vervingen
de stoomtram die tot dan toe tussen Den Haag en Scheveningen had
gereden. Den Haag en Scheveningen waren in de loop der jaren aan
elkaar gegroeid en de tram kreeg hier nu echt het karakter van een
stadstram.
Niet alleen de tramlijn en het materieel werden werden vernieuwd,
maar ook de exploitatiewijze kreeg een modern en karakter. Voortaan
zou de tram op iedere halte slechts kort stoppen - tot ongenoegen
van de wat tragere passagier. Zo kon de rit in 20 minuten gereden
worden. Voor de tramlijn werden vanaf 1927 dertig fraaie en bijzonder
snelle motorrijtuigen (de serie 800) en twintig aanhangwagens gebouwd,
waaronder motorrijtuig 816. Bijzonder waren de twee een-assige trucks,
waarop de trams reden, die onder de wagenbak konden draaien, waardoor
ze makkelijker door bochten gingen.
Omdat deze tramlijn geheel op eigen baan lag, gaat de Haagse lijn
11 wel door voor de eerste "sneltramlijn" in ons land.
In 1965 verdween na bijna 38 jaren de befaamde serie 800 uit het
Haagse stadsbeeld. Trams van Amerikaans ontwerp (de PCC-cars) gingen
nu het stadsbeeld bepalen.
De serie 800 als Railmonument
Van de serie 800 zijn meer exemplaren bewaard gebleven. Elektrisch
motorrijtuig 810 werd opgenomen in de collectie van het Haags
Openbaar Vervoermuseum. Als oudste exemplaar van deze serie
kreeg dit object de A-status in het Nationaal Register Railmonumenten.