In 1921 werden in Amsterdam voor het eerst in de geschiedenis trams in dienst gesteld, waarbij het in- en uitstappen niet via de balkons aan het uiteinde van de wagens geschiedde, maar via een verlaag middenbalkon, wat het in- en uitstappen een stuk makkelijker maakte. Zij waren speciaal bestemd voor lijn 2 die naar de rijke buurten in Amsterdam-Zuid liep en een kritisch publiek had.

In 1930 werden nog twintig van dergelijke "middeninstapwagens" besteld, die vooral op lijn 25 kwamen te rijden, de allernieuwste tramlijn naar het wat luxere deel van nieuwbouwwijken in het "plan Zuid" van Berlage. Deze waren iets langer dan de voorgaande serie. Vanwege de opvallende hoekige vorm werden ze wel de (respectievelijk kleine en grote) "nougatblokken" genoemd. Ze deden dienst tot het eind van de jaren 1950.

Eind jaren 1920 kwamen ook in Rotterdam trams met zo'n verlaagde middeninstap in dienst; ze kunnen wel als de voorlopers van de latere lagevloertrams worden gezien.